Jan Dufour (80) kwam in 1971 als loonadministrateur in dienst, maar kreeg er al snel een stuk boekhouding en personeelszaken bij. Met veel plezier maakte hij de veertig jaar vol. Dufour groeide uit tot een vertrouweling van Piet van der Raadt, maar dat ging niet zonder slag of stoot. In gesprek met interviewer Marco van de Berg, Luc Baltus en Anja de Haas (beiden VDR Bouwgroep), blikt Dufour terug op de tijd dat Piet van de Raadt zijn bedrijf in een stichting onderbracht.
Raalte, April 2024
Tekst en foto's: Marco van den Berg.
Een stroeve start
Ja, die achternaam is prachtig. Dufour. Zijn voorouders waren Hugenoten die 150 jaar geleden vanuit Frankijk naar Nederland vluchtten. Vandaar. We zitten in de serre en Dufour is net geopereerd. Hij is nog herstellende, maar wil graag meewerken om zijn verhaal te vertellen. Echtgenote Sinie Harms verzorgt de koffie, terwijl we uitkijken op de prachtige tuin en het weidse uitzicht op weilanden.
Toen Dufour begin jaren zeventig in dienst kwam, was het contact met Van der Raadt niet meteen plezierig. ‘Hij liep als een echte directeur rond en had overal commentaar op. Ik zat er nog geen week en dacht: hier ben ik zo vertrokken.’ Van der Raadt gooide op vrijdag een stapel facturen op zijn bureau. ‘Met de mededeling: Dit lossen we morgen op. Want het was vrij normaal om op zaterdag – dus in je vrije tijd – te komen werken. Maar ik maakte bezwaar. Een paar uur overwerken vond ik prima, maar ik had gewoon een vijfdaagse werkweek.’ Van der Raadt reageerde teleurgesteld. ‘Maar ergens waardeerde hij het ook. Juist omdat ik met een goede reden tegengas gaf.’
Oog voor de mensen
Als rechtgeaard socialist had Van der Raadt zelf regelingen bedacht voor zijn personeel. ‘Als je een eigen huis kocht of liet bouwen, dan kreeg je 10.000 gulden van hem. Dat kwam uit de zaak. Maar hij liep soms ook over de bouw en dan hoorde hij dat iemand een kind had gekregen. Dan vroeg-ie: Klopt dat? En dan gaf hij geld voor een kinderwagen. Gewoon uit eigen zak.’
Er ging een metselaar naar huis die boos was over iets, vertelt Dufour. ‘Die zei: Ik kom nooit meer terug. Van der Raadt is naar zijn huis gegaan om die collega te overtuigen van het tegendeel. Daarin was hij heel doortastend. Hij hield oog voor de mensen die het werk deden. Daar sprak ook respect uit, vond ik.’
Toen Van der Raadt 65 werd, gaf hij een groot bedrijfsfeest. Alle medewerkers kregen een groot geldbedrag. ‘Maar hij leefde zelf best sober. We wisten dat zijn vrouw nog geen kleurentelevisie had, bijvoorbeeld. Dus toen hebben we als personeel een inzameling gedaan om zo’n toestel te kopen.’
De overdracht
Dat het bedrijf in 1983 overging in een stichting heeft Van der Raadt ‘samen met Willink bedacht’, vertelt Dufour. ‘Dat was zijn commissaris. Die had een groot netwerk en een brede kennis op dat gebied.’ Er was vanuit de familie geen opvolger en een stichting was fiscaal aantrekkelijk, want anders moest hij veel belasting betalen. ‘Hij mocht zich alleen op geen enkele manier meer met het bedrijf bemoeien. Achteraf gezien deed dat veel pijn. Hij is ook niet lang daarna overleden; nog maar 71.’
Als adviseur mocht Dufour in 1983 meekijken bij de voorbereiding van de overdracht. ‘Daar moest ik mij echt even in verdiepen. Wat kan er wel? Wat juist niet? Ik had slechts een ondersteunende rol, maar ik vond het bijzonder dat hij mij dit toevertrouwde.’ Het bleef niet bij advies alleen. Dufour kreeg ook regelmatig het verzoek om alle collega’s toe te spreken. ‘In de werkplaats legde ik bijvoorbeeld uit welke besluiten er waren genomen. Dat vond ik leuk om te doen; ingewikkelde zaken terugbrengen tot een verhaal dat voor iedereen duidelijk was.’
Dat het bedrijf in handen kwam van het personeel was geen reden tot groot feest, weet Dufour nog. ‘Het hield niemand echt bezig. Iedereen was vooral blij dat het bedrijf doorging en dat er werk bleef.’ De winstdeling was wel een opsteker. Alhoewel… ‘Dertig procent van de winst was voor het personeel; dus dat bedrag werd verdeeld over bijna 300 man. Maar de directie met twee man kreeg tien procent. Dus dat voelde niet heel eerlijk.’ Later is dat veranderd in een bonus, maar over die verschillen werden weleens opmerkingen gemaakt, weet Dufour.
Nieuwe tijden
Het werk ging gewoon door en het bedrijf was nogal in ontwikkeling. Onder de naam Metabouw kreeg het bedrijf via de systeembouw veel opdrachten binnen. ‘Later stapten we over van gasbeton naar staal en gingen we ook vaker de grens over. Mijn werk werd daardoor ook anders. Opeens kreeg ik de loonregels van Duitsland en België erbij.’
Tegen het einde van zijn loopbaan hielp Dufour de nieuwe directeur Luc Baltus bij ‘een heel lastig klusje’. Vanwege de bouwcrisis was de onderneming qua personeel flink geslonken en meerdere BV’s werden geofferd om weer tot één bouwbedrijf te komen. Dat gaf hier en daar problemen, zoals de verschillen in pensioenopbouw. Dufour onderhandelde met de maatschappijen om alles recht te trekken. ‘Zo werd ik op het laatst ook nog pensioenspecialist’, zegt hij grijnzend.
In die periode daarvoor was een cultuur ontstaan van luxe. Alles kon, vertelt Dufour. ‘Binnen afdelingen had je overal koninkrijkjes en er liepen veel te veel assistenten en coördinatoren rond, waardoor het primaire proces uit het oog raakte.’ Mensen ontslaan is nooit leuk, maar de terugkeer naar de basis bleek uiteindelijk een zegen. ‘In de kern zijn we altijd een club geweest die goed wilde samenwerken en die niet het eigen belang voorop zette. En ja, dat is begonnen bij Van der Raadt.’
Dufour geeft een voorbeeld van die solidariteit: ‘Ik weet nog dat er bij de bouw van een bioscoop vertraging ontstond. Toen zijn de timmerlieden – zonder het vooraf te melden - in het weekend doorgegaan om alle kozijnen te stellen. Probleem opgelost en je hoorde niemand mopperen.’ Daarnaast zit de kracht van het bedrijf in het omarmen van nieuwe ideeën, vindt hij. ‘En daarin ook voorop willen lopen, zoals bij de systeembouw. Dat heeft ons veel gebracht.’
Socialist in hart en nieren
Nog even terug naar Van der Raadt. Die hield van postzegels verzamelen en had een grote vijver met prachtige vissen. Toch was er wel iets eigenaardigs aan hem, vindt Dufour. ‘Gewone grapjes begreep hij niet. Ik liep een keer met hem over een bouwplaats en we zagen iemand een beetje onderuit zitten op een speciekuip. Van der Raadt zei: Wat is er aan de hand, ben je moe? Die collega antwoordde: Nou nee, je moet juist gaan zitten voordat je moe wordt.’ En ik schoot in de lach, maar Van der Raadt snapte er niks van. Op die manier lol maken, kon hij niet.’
Dat hij zijn aandelen in een stichting stopte en niet voor veel geld heeft verkocht, heeft volgens Dufour maar één reden: ‘Hij had er geen vertrouwen in dat het sociale van het bedrijf dan overeind bleef. Vergis je niet: hij was zijn leven lang lid van de Partij van de Arbeid, echt een socialist in hart en nieren. Bij zijn crematie werd zelfs nog de Internationale gespeeld. Hij heeft het mij vaak genoeg gezegd: Zorg goed voor de mensen die het werk uitvoeren, verlies hen niet uit het oog.’