Bart Huis in 't Veld blikt terug

"Iedereen wilde bij ons werken"

Bart Huis in ‘t Veld (88) werkte dertig jaar samen met Piet van de Raadt en was onder meer bedrijfsleider. Hoe kijkt hij terug op de naamgever van VDR Bouwgroep en die overgang naar een stichting in 1983? In gesprek met interviewer Marco van de Berg, Luc Baltus en Anja de Haas (beiden VDR Bouwgroep), blikt Huis in 't Veld terug op de tijd dat Piet van de Raadt zijn bedrijf in een stichting onderbracht.


Schalkhaar, April 2024
Tekst en foto's: Marco van den Berg.

Dat moet jij maar even doen

Een half jaar geleden verhuisde Huis in ‘t Veld samen met zijn vrouw Bets (87) naar een seniorenwoning in Schalkhaar. Alles op de begane grond, veel gras en bloemen om het huis en dichtbij het centrum. Toch blijft ‘t wennen. Want er is minder ruimte voor hobby’s en ‘hier wonen alleen maar oude mensen’, zegt-ie grijnzend. Even later showt hij de berging, waar een werkbank vol gereedschap duidelijk maakt dat de man ‘van prutsen houdt’.


Ruim dertig jaar geniet hij al van zijn pensioen; begin jaren negentig kon hij vervroegd uittreden vanwege veertig jaar trouwe dienst. Terugrekenend begon Huis in ‘t Veld al in 1953 (!) als timmerman bij het bouwbedrijf van Piet van de Raadt op de Brink in Deventer. Achttien jaar oud. Hij was nog in opleiding als uitvoerder en die aanstelling volgde na een paar jaar.


Huis in ‘t Veld: ‘Ik moest in militaire dienst, maar ik kon eerder verlof krijgen als ik in de bouw ging werken. Ik was twee jaar timmerman en daarna tien jaar uitvoerder. Vervolgens werd ik bedrijfsleider. Ik heb ook de activiteiten in Duitsland geleid. Daar regelde ik zo’n beetje alles. Ja, zo ging dat. Dat moet jij maar even doen.’


Een mooie tijd, want hij maakte de bloeiperiode mee van het bouwbedrijf. ‘Van de Raadt deed alles samen met Kwakkel, zijn boekhouder. Hij was goed voor zijn personeel en hielp je als je in de problemen zat, maar je moest wel dag en nacht klaarstaan. Ook op zaterdag werken was heel gewoon. Ik weet nog dat we personeel zochten en heel veel reacties kregen. Iedereen wilde bij ons werken.’

Een schouderklop

Een schouderklop

Persoonlijke aandacht en het fluiten van Van de Raadt

Huis in ‘t Veld herinnert zich zijn eerste bedrijfsauto: een Renault 8, waar ook twee mensen achterin konden. Van de Raadt wilde dat iedereen goed gekleed ging. Zeker het kantoorpersoneel. Niet te bloot, hemden met lange mouwen. ‘En je moest altijd een duimstok, een potlood, een vulpen en visitekaartjes bij je hebben. Dat eiste hij gewoon.’


Van de Raadt zei nooit wat hij wilde, maar hij liet achteraf alleen merken wat hij níet wilde, vertelt Huis in ‘t Veld. ‘Je moest dus goed blijven opletten.’ Tegelijkertijd was er altijd persoonlijke aandacht. Toen er in het gezin twee dochters werden geboren, kwam de baas zelf een pop brengen. ‘Ik lag een keer met een gebroken been in het ziekenhuis, vanwege het voetbal. Van de Raadt zocht mij op. Ik hoorde hem op de gang al fluiten en ik wist: Oei, die is niet blij. Want als hij floot, dan kon je je beter uit de voeten maken.’


Dat voorgevoel bleek helemaal juist, want Van de Raadt baalde stevig dat zijn medewerker was uitgeschakeld. Hij vloekte eerst een paar keer en foeterde iets over ‘dat stomme voetbal’. Toen zei hij: ‘Je kan maar beter gaan schaken’, weet Huis in het Veld nog. ‘Nou ja, ik ben nooit gestopt hoor.’

Blij met de overdracht?

Dat Van de Raadt zijn bedrijf aan het personeel schonk, werd niet als een groot cadeau ervaren, weet Huis in ‘t Veld nog. ‘Het was al aangekondigd dat het een stichting zou worden, want er was geen opvolger. Dus het werd uiteindelijk meegedeeld en een beetje toegelicht. Op de manier van: het was goed voor het bedrijf, want zo zou iedereen werk houden.’


Daarmee was de kous af, vertelt hij. ‘Blij? Wij? Nee, eerder teleurgesteld dat er geen geld vrijkwam voor ons. In die tijd had je bouwbedrijf Mulder in Apeldoorn waar de oprichter ook vertrok. Hij had centen uitgekeerd aan zijn medewerkers, maar dat gebeurde bij ons niet.’


Vanaf dat moment kwam er wel een winstdeling voor alle collega’s – variërend van 7 tot 11 procent. Toch was er voor die tijd ook al een soort van winstuitkering, vertelt Huis in ‘t Veld. ‘Dat ging alleen wat willekeuriger, want Van de Raadt bepaalde zelf aan wie hij iets extra’s gaf. Vaak de mensen die hij ergens voor nodig had.’ Dan kreeg je zo een bedrag in het handje, vertelt hij. Waarschijnlijk uit eigen zak betaald, want Van de Raadt deed niet aan zwart geld. Dat was algemeen bekend.


Hoe dan ook, Huis in ‘t Veld zat als werknemer in het eerste stichtingsbestuur. Vergaderen was niet zo zijn ding. Op de voorgrond staan, vond hij niet fijn. In de leiding van het bedrijf veranderde wel het een en ander. Dat was het moment waarop-ie overwoog te vertrekken. Maar hij is toch gebleven. Het werk bood hem veel vrijheid en zelfstandigheid. Hij had een goed contact met collega’s en het bedrijf zat nog altijd in de lift. Bouwde Huis in ‘t Veld in het begin van zijn loopbaan nog voornamelijk bejaardenhuizen en winkelpanden; op het laatst waren dat vooral grote bedrijfshallen.

Succes komt van twee kanten

Van de Raadt was een echte ondernemer met lef en durf. ‘En hij had soms ook lak aan de regels. Je mocht niet met die bouwliften personen vervoeren. Maar hij liet wat timmeren zodat je toch achter een hekje stond en omhoog kon. Iedereen zei: Da’s onveilig. Maar hij dacht vooral aan de tijdwinst.’


Met de activiteiten in Duitsland mikte het bedrijf op dezelfde winstpercentage als in Nederland. Maar dat lukte niet. Het land stelde hele andere eisen. ‘Dat kon Van de Raadt maar moeilijk hebben. Hij was vroeger verkoper geweest bij Bruynzeel en had zijn praatjes goed voor elkaar. Dus meestal lukte het, als hij iets beoogde. In dit geval niet.’


Terugkijkend is Huis in ‘t Veld bijzonder dankbaar voor de kansen die Van de Raadt hem heeft gegeven. Maar er is ook hard gewerkt om het bedrijf succesvol te maken, voegt hij er direct aan toe. Hij wil maar zeggen: zoiets komt toch echt van twee kanten.