De ontmoeting tussen oud-directieleden Loek Marcus (77) en Jan Podt (79) is bijzonder. Bijna dertig jaar geleden hadden ze voor het laatst contact. In de kamer van directeur Luc Baltus omhelzen ze elkaar hartelijk. ‘Oude kerels zijn we’, zegt Marcus. ‘Nou, ik had je nog wel herkend hoor’, lacht Podt. Eenmaal aan tafel – nota bene de vergadertafel die Podt indertijd liet maken voor zijn eigen werkkamer – komt het gesprek al gauw op Piet van de Raadt. Hoe kijken deze twee heren terug op de overdracht uit 1983? En zijn ze nog trots op het bedrijf? In gesprek met interviewer Marco van de Berg, Luc Baltus en Anja de Haas (beiden VDR Bouwgroep), blikken Podt en Marcus terug op de tijd dat Piet van de Raadt zijn bedrijf in een stichting onderbracht.
Deventer, April 2024
Tekst en foto's: Marco van den Berg.
Waarom zijn de heren uitgenodigd voor dit gesprek?
Luc Baltus legt uit waarom dit gesprek is gearrangeerd. Voor het jaarboek wil het bedrijf terugblikken op 1983, het jaar waarin de stichting is opgericht. Slechts weinigen weten nog hoe dat is gegaan en waarom dat is gebeurd. Kunnen Marcus en Podt wellicht wat opheldering geven?
Baltus voegt daar nog aan toe: ‘De statuten zijn er uiteraard wel en je kan eigenlijk zeggen: die zijn fantastisch dichtgetimmerd. Want je leest precies wat er wel en niet kan. En er is gewoon weinig speelruimte. Ik heb altijd gedacht: daar zit waarschijnlijk een flink aandeel in van Marcus. Die heeft dat op verzoek van Van de Raadt zo vormgegeven. Klopt dat?’
Meekijken voor de finishing touch
Marcus schudt zijn hoofd: ‘Het zit een beetje anders. Toen ik in 1983 bij het bedrijf kwam, waren alle stukken voor de overdracht al voor 95 procent afgerond. Ik heb er slechts een finishing touch aan gegeven. Het is vooral het werk geweest van Van de Raadt en de notaris. Ik kon daar niet zoveel meer aan veranderen.’
De nieuwe roerganger Hans van der Stoop benaderde Marcus: ‘Hij zei: Joh, kijk even mee, want jij bent ook niet dom. Maar vergis je niet: ik had weinig positie. Ik was slechts aangenomen als financieel adjunct-directeur en dat was onder Van der Stoop. En ik moest alleen maar mijn razende best doen om de financiële huishouding weer op orde te krijgen. Want er waren voor mij twee of drie mensen afgeknapt als financiële man, dus er was werk aan de winkel.’
Orde op zaken stellen
Marcus vertelt hoe hij bij het bedrijf kwam. ‘Ik was bij mijn vorige werkgever met herrie vertrokken. Van der Stoop wist dat en toen ik het contract had getekend, zei hij meteen: Wanneer kan je beginnen? Ik zei: Over een dag of veertien. Hij zei: Nee joh, ik weet precies wat er aan de hand is. Blijf maar gelijk. Toen ging hij naar het kantoor en er stond een hele grote tafel en die lag vol met stukken. Hij zei: Doe je best. Maandag begint de bouwvak. Als je er niet uitkomt, dan bel je maar. Dus ik heb twee of drie weken in mijn eentje gezeten en ik heb hem tussendoor twee keer gebeld om inzicht te krijgen in die puinhoop. Dat was mijn hoofdtaak: orde op zaken stellen.’
Er waren in die overgangsperiode naar de stichting twee redenen voor deze wanorde, vertelt Marcus. ‘De eerste reden: de enorme eigenwijsheid van Van de Raadt. Want daar kon je het eigenlijk nooit goed doen als financiële man. En ten tweede: er was een hoofdboekhouder die er alles aan wilde doen om zelf financieel adjunct-directeur te worden. Hij reed de collega’s in de wielen. Dus dat zit niet goed op die afdeling.’
Van de Raadt kwam soms briesend binnen, vertelt Marcus. ‘Dan zei hij: Wat heb je nou gedaan? Meestal zei ik: Je moet niet bij mij zijn, maar bij mijn baas; bij Van der Stoop. Want ik had al vrij snel in de gaten wat er aan de hand was. Van de Raadt wilde afscheid nemen en moest het werk overdragen. Maar eigenlijk kon hij het niet loslaten. Dus ik heb vrij snel duidelijk gemaakt: ik heb slechts één baas. Nee, ik wilde niet uitgespeeld worden tussen die twee.’
Marcus constateerde ook rariteiten in de boekhouding. ‘Dan zei ik tegen een collega: Volgens mij is hier debet met credit verwisseld. Maar dan kreeg ik als antwoord: Dat weet ik wel, maar als ik dat niet doe, dan snapt Van de Raadt het niet. Ik wil maar zeggen: iedereen deed zijn best om hem tevreden te stellen. Dat was niet helemaal zoals ik het gewend was.’
‘We bouwden in Apeldoorn een groot winkelcentrum, maar opeens moest ik bij Van de Raadt komen. De resultaten vielen tegen. Ik wist direct dat het een misverstand moest zijn. Dus ik ging het zelf uitzoeken en toen bleek dat hij de sociale lasten op arbeid verkeerd had berekend. Daardoor was de winst nagenoeg verdampt.’ Maar Van de Raadt was niet blij dat het lek boven was. ‘Ik kreeg op mijn mieter omdat ik zelf navraag had gedaan. Daardoor stond hij in zijn hemd.’
Super kritisch, of zeer scherp?
Marcus heeft ook zo’n voorbeeld: ‘Ik nam die oud-profvoetballer Stef Walbeek aan op een financiële functie. Via via had ik gehoord dat hij een uitstekende reputatie had. Toen Van de Raadt dat hoorde, kwam hij mijn kamer binnen. Hoe kun jij nou in godsnaam een ex-voetballer aannemen? Wie doet dat nou? Dus ik verwees hem door naar Van der Stoop. En die zei alleen maar: Als Marcus dat vindt, dan sta ik er gewoon achter. Dat was einde discussie.’
De situatie in 1983 was een soort slangenkuil, vertellen Marcus en Podt. Ook al hebben ze verschillende ervaringen. Podt: ‘Van de Raadt wilde je gewoon opvoeden en ervoor zorgen dat je scherp bleef en op dingen bleef letten. Zo heb ik dat altijd ervaren. Hij wilde mij vooral bijbrengen hoe hij dacht dat het moest.’ In het begin was dat wennen. ‘Bij mijn vorige werkgever voelde ik mij een zeer gewaarde kracht, maar toen ik hier in dienst kwam, deed ik zogenaamd alles verkeerd.’
Van de Raadt zei nooit hoe het moest, maar alleen dat het niet goed was, vertelt Podt. ‘Toen ik hem daar een keer op aansprak, ging hij even weg naar zijn magazijntje achter het kantoor. Daar pakte hij een boekje over kunst met de titel Alles mag. Daar schreef hij voorin: Hij weet het allemaal. Met een vriendelijke groet, Van de Raadt. En vervolgens kreeg ik dat boekje en een stomp op de schouder. Geen sorry of iets, maar dit was zijn manier van reageren. Hij wilde je eigenlijk drillen.’
Dat betekende ook: goed op de kleintjes letten. Podt: ‘Ik weet nog dat we in Doetinchem een winkelpand met woonhuis bouwden. We hadden een contract bij Van der Woerd, de bouwmateriaalhandel hier in Deventer. Een jaarcontract voor cement. Die uitvoerder in Doetinchem kwam drie zakken cement tekort en die kocht hij bij de plaatselijke handel, want hij had het snel nodig. Die zakken waren een dubbeltje duurder en vervolgens werd ik bij Van de Raadt op het matje geroepen. Hij zei: Heb jij dat geaccordeerd? Je weet toch van het jaarcontract? Ik zei: Blijkbaar had hij het nodig, want anders had hij het niet gedaan. En Van de Raadt antwoordde: Maar dat zijn mijn centen. Wat doe jij nog meer van mijn centen?’
Typisch Van de Raadt
Die controle lijkt overdreven, maar hield iedereen bij de les, vertelt Podt: ‘Van de Raadt kwam niet zo vaak op de bouwplaats, maar als hij kwam, dan ging hij onderaan de steiger spijkers zoeken. En dan zei hij: Luister jongen, hier ligt weer voor 30 cent. Gewoon voor het oprapen.’ Verspilling was hem een doorn in het oog. ‘Hier in Deventer moest de brug over de IJssel gerestaureerd worden. Onze timmerlieden maakten de vloerdelen, maar lieten steeds hun hamer in het water vallen. Toen zei Van de Raadt: Die hamer gaat voortaan met een touw aan je riem.’
Dat toezicht vanuit een soort wantrouwen had ook een andere achtergrond, vertelt Marcus. ‘Hij liet zich door externe partijen soms verkeerd informeren en adviseren. Dat waren bureaus die vooral keken hoe ze hun eigen zakken konden vullen. Zij constateerden soms problemen die er helemaal niet waren. Toen ik daar de mogelijkheid voor kreeg, heb ik gezegd: Met die mensen doen we geen zaken meer.’
Marcus moet opeens lachen. ‘Weet je wat ook kenmerkend was? Hij liep vaak fluitend door de gang. Je wist precies dat hij eraan kwam. Maar als hij floot, dan kon je beter uit de buurt blijven, want dat was foute boel. Dan had-ie iets te vereffenen. Heel eerlijk: ik was eigenlijk opgelucht toen Van de Raadt vertrok. Er kwam opeens een hoop rust en ontspanning in het bedrijf.’
Podt ziet dat iets anders. ‘Hij was gewoon veeleisend, omdat hij het goede voor ogen had. Ik was een keer te laat met een project en ik vertelde dat ik weinig tijd had. Toen zei hij: Moet je goed luisteren, Jan. Ik was vanmorgen om zeven uur op kantoor. Toen was jij er nog niet. Ik ga straks om zeven uur naar huis en dan ben jij al weg. Dus jij moet mij niet vertellen dat jij geen tijd meer hebt… Ja, hij was verbaal heel sterk en wilde ook qua kennis niet voor mensen onder doen. Dan ging hij zich eerst flink inlezen en dan kwam hij er later op terug. Vanuit het niets vertelde hij dan hele verhalen over duiven, bijvoorbeeld.’
Waarom schonk Van de Raadt het bedrijf aan zijn personeel?
De hamvraag blijft: waarom schonk Van de Raadt het bedrijf aan zijn personeel? Marcus en Podt hebben enigszins afwijkende visies. Het heeft anderhalf jaar geduurd voordat die overdracht was geregeld. ‘Er werd gewoon over onderhandeld. De Belastingdienst moest de constructie goedkeuren’, weet Marcus. Erg lovend is hij niet over de gekozen oplossing. ‘Ik heb weleens gezegd tegen Hans van der Stoop: Eigenlijk zit dit bedrijf in een dode hand. Want je kunt hier niks mee: het kan alleen verkocht worden als alle stichtingsleden hiermee instemmen.’
Voor werknemers kwam er wel een prima winstdeling, weet Podt. ‘Aan de andere kant: voor die tijd schonk hij ook al één keer per jaar vorstelijke bedragen aan het personeel. Zoiets zou je nu een dertiende maand noemen. Hij noemde dat pink. Zoiets als: met de pink geld naar iemand toeschuiven.’ Maar geen zwart geld, bezweert Marcus. ‘Daar deed hij niet aan en daar was ik zelf ook wars van. Sterker nog: er zijn in de loop der jaren verschillende bouwpartners bij ons weggelopen omdat we niet wilden sjoemelen.’
Ja, die Van de Raadt was zuiver in de leer, zegt Podt. ‘En hij gaf voor zichzelf weinig geld uit. Altijd bang dat hij weer arm zou worden. Zijn vader was al jong overleden en hij moest toen zelf de kost verdienen. Allemaal moeilijke omstandigheden en zijn leven lang wilde hij zo’n terugval voorkomen.’ Aan zijn oprechtheid twijfelt Podt niet. ‘Maar als je een confrontatie met hem had gehad, dan liep hij met een grote boog om je heen. Zo van: Ik mag jou even niet.’
Volgens Podt liet Van der Raadt een flink deel van zijn geld in het bedrijf zitten om het stevig in de benen te houden. ‘Dankzij die constructie met de stichting wist hij te voorkomen dat het bedrijf door een opvolger zou worden verkocht. Want dan zou een nieuwe eigenaar het geheel opslokken en Van de Raadt wilde nou juist dat het een zelfstandige unit zou blijven. Zijn bedrijf moest er blijven voor de medewerkers. Hij wilde het voor hen goed afregelen, omdat zij dat verdienden. Zo zag hij dat. Ik geloof dat echt.’
Marcus reageert: ‘Dat aspect van het zelfstandig blijven had ik inderdaad even over het hoofd gezien. Dat kan kloppen.’ Ook het sociale aspect kan Marcus zeer zeker onderschrijven. ‘Zijn opvolger Van der Stoop zei letterlijk: Wat er ook gebeurt, wij gaan geen mensen ontslaan. Toen kreeg je dus die eigen projecten, waarbij het bedrijf zelf grond kocht en vastgoed ging ontwikkelen. Daar werden dan huurders voor gezocht. Zodat er ook in slappe tijden gebouwd kon worden.’
Respect voor Van de Raadt als ondernemer
Veel concurrerende bouwbedrijven waar ze in 1983 huizenhoog tegenop keken, zijn inmiddels weg. Vaak ook door financieel wanbeheer. Directieleden die al het geld eruit wisten te persen om zichzelf te verrijken. In dat opzicht heeft VDR Groep een hele andere koers gevaren. Vanwege de stichting kan je het geld niet zomaar uit het bedrijf laten lopen. Opgebouwde reserves geven bovendien de mogelijkheid om goede voorzieningen te bieden.
Nog even terug naar Van de Raadt. Die mocht in 1983 geen commissaris worden. Dat was uiteindelijk de deal met de fiscus. Marcus weet hoeveel pijn dat heeft gekost. ‘Hij probeerde via een achterdeurtje nog wel invloed uit te oefenen, maar dat werd binnen het bedrijf niet geaccepteerd. Na het afscheid kwam hij nog weleens binnen lopen, maar toen was het een hele andere man. Hij zei ook: Ik vind het leven eigenlijk helemaal niet leuk meer.’
Podt over de handelsgeest van Van de Raadt: ‘Hij had een uitzonderlijke verzameling postzegels. En thuis in zijn kelder stonden emmers vol zilveren muntstukken. Die had hij zelf omgewisseld, toen ze uit de omloop gingen. Die bleken later veel geld waard. Ja, hij had daar gevoel voor.’ Naar buiten toe had hij ook veel uitstraling, weet Podt. ‘Mensen hadden vertrouwen in hem. Wat ik al zei: het eerste half jaar had ik een negatief gevoel over hem, omdat hij mij niet meteen accepteerde. Later veranderde dat, omdat hij juist veel ruimte gaf.’
Een goede relatie met Marcus bleef uit. ‘Maar ik respecteer hem enorm als ondernemer.’ Wat dat betreft is het ‘meer dan terecht’ dat zijn borstbeeld nog altijd in de hal staat, vindt Marcus. ‘Laten we eerlijk zijn: als je zo’n bedrijf als dit weet op te bouwen, dan verdient dat alle lof.’ Podt knikt instemmend. ‘Ik ben er nog steeds trots op dat ik hier kon werken. En dat zal ik blijven ook.’